Guido van der Wedden
In het verleden maalden windmolens onze polders droog. Daarom was het van groot belang ervoor te zorgen dat molens altijd voldoende wind krijgen. Hiervoor werd een zogenaamde 'molenbiotoop' ingesteld, een zone rondom de molen die vrij moest blijven van (hoge) bomen of gebouwen. Deze molenbiotopen bestaan nog altijd. Ze zijn vastgelegd in de provinciale Verordening Ruimte, die er daarmee voor zorgt dat molens kunnen blijven draaien. De provincie Zuid-Holland gaat de bescherming echter verminderen: de molens dreigen hun wind te verliezen. Onverstandig, want in tijden van nood kunnen de poldermolens nog altijd hun functie vervullen en ons land droog houden.
Door Jeannine Engels van de Stichting Vrienden van de molen 'De Vier Winden' uit Monster, en bestuurslid van Delfland voor WaterNatuurlijk, werd ik er onlangs op gewezen dat met de herziening van de provinciale structuurvisie van de provincie Zuid-Holland, de provinciale molenverordening flink aan kracht verliest:
Hiermee komt een zeer karakteristiek element van het Zuid-Hollands cultuurlandschap in gevaar. Als molenbiotopen verdwijnen, kunnen molens immers niet meer draaien en verliezen ze hun functie. Jammer, en voor mij onbegrijpelijk, want nog in 2011 was het themajaar van de provincie 'Leve de Molens!' en verscheen er een handreiking over hoe molenbiotopen verbeterd konden worden.
Maar niet alleen om cultuurhistorische redenen is het jammer, ook om waterstaatkundige redenen: de windmolens in ons gebied kunnen in noodsituaties, als de stroom uitvalt en diesel niet aan te voeren is, bijvoorbeeld tijdens een ramp of oorlog, gebruikt worden om te helpen met het droogmalen. Dat kan alleen als ze voldoende wind hebben. Als de molenbiotopen verder ingeperkt worden, verliezen we onze back-up in echte noodsituaties. Daarnaast helpen molens nu op gewone dagen de gemalen een duurzaam handje met droogmalen. Ook vanuit milieutechnisch oogpunt is het daarom jammer.
Het hoogheemraadschap van Delfland had in het verleden ook een molenverordening ter bescherming van de windvang van de poldermolens, deze is een aantal jaar geleden ingetrokken mede 'omdat de provincie zo'n verordening heeft'. Mocht het provinciebestuur definitief besluiten de molenverordening aan te passen, moet Delfland wellicht besluiten zelf opnieuw zo'n verordening in te stellen om in elk geval de poldermolens te beschermen. Helaas zal dat de graanmolens niet helpen...
De Groeneveldse Molen: de molen heeft tot en met 1960 uitsluitend met windkracht de polder drooggehouden. Ten tijde van de Tweede Wereldoorlog heeft de molen ook het water van de "Oude Lierpolder" weggemalen, omdat het dieselgemaal geen dieselolie meer had. De molen is nog altijd in eigendom van Delfland.
Weergaven: 422
Tags:
Inmiddels is de nota van beantwoording zienswijzen van de provincie beschikbaar. Ondanks de vele bezwaren van organisaties, is er geen wijziging in het plan voorzien:
Thema 12 Molenbiotopen - Samenvatting zienswijzen
De zienswijzen richten zich tegen de beleidswijziging van de provincie die afwijking mogelijk maakt van de bestaande beschermingsregels van de molenbiotoop ten aanzien van molens gelegen in een dorps- of stadskern. Gevraagd wordt de beleidswijziging te schrappen. Het gaat dan met name om artikel 2.2.6: lid 2. van de Verordening ruimte: En in het Programma ruimte de in par. 3.5 aangegeven mogelijke ambtelijke afwijking voor molens in dorps- of stadsgebied.
De molenbiotoop wordt in de zienswijzen gezien als een provinciaal belang. Het door de gemeenten zelfstandig laten opstellen van beleidsregels zal het provinciaal belang teniet doen en gevreesd wordt dat de biotoopregels dan ook niet meer eenduidig zijn voor de hele provincie.
Antwoord
Voor het behoud van molens is het van groot belang dat de molens kunnen blijven draaien. De provincie ziet er daarom op toe dat rondom cultuurhistorisch waardevolle molens een molenbiotoop wordt ingesteld, met beperkingen voor hoge bebouwing en beplanting. De provincie voert dit beleid al vele jaren. Dit beleid wordt voortgezet in de nieuwe visie en verordening. Nieuw is de afwijkingsmogelijkheid voor molenbiotopen binnen bestaand stedelijk gebied, zoals opgenomen in artikel 2.2.6, tweede lid, onder a. De provincie wil hiermee meer ruimte geven aan een afweging op gemeentelijk niveau. Deze beleidswijziging is mede ingegeven door discussies hierover met de gemeente Leiden waar het handhaven van de molenbiotoop in het stedelijk gebied tot problemen leidde voor ontwikkelingen in het stedelijk gebied. Hiermee erkent de provincie de moeilijkheid voor het garanderen van de vrije windvang en het zicht op de molen bij molens binnen stedelijk gebied c.q. bij binnenstedelijke gebiedontwikkelingen. Binnen het stedelijk gebied spelen zoveel belangen dat het onredelijk kan zijn het belang bij handhaving van de molenbiotoop op voorhand altijd het zwaarst te laten wegen. Bij zwaarwegende andere belangen acht de provincie een beperking van de molenbiotoop niet op voorhand onaanvaardbaar, mits er geen reële alternatieven zijn. Een procedure voor ontheffing hoeft dan niet opgestart te worden en het inbrengen van voldoende compenserende maatregelen is niet leidend.
De molen en de molenbiotoop binnen bestaand stedelijk gebied moeten goed ruimtelijk worden ingepast. De provincie verwacht van de gemeente dat een zorgvuldige afweging wordt gemaakt. De gemeente moet daarbij ook rekening houden met de mogelijke consequenties voor het onderhoud van de molen. Een achteruitgang van de windvang kan met zich meebrengen dat de kosten voor onderhoud toenemen. Overleg met de moleneigenaar en advies van een molendeskundige ligt hierbij voor de hand. Omdat het hier gaat om een uitzonderingsregeling voor bijzondere gevallen is het vrijwel onmogelijk om op voorhand te benoemen in welke gevallen deze regeling kan worden toegepast. Nadere inperking van de afwijkingsmogelijkheid acht de provincie daarom niet nodig.
Voor molens buiten het bestaand stedelijk gebied is er in principe geen afwijkingsmogelijkheid. Toch is het ook daar in uitzonderingsgevallen denkbaar dat er, vanwege een ontwikkeling van een zwaarwegend algemeen belang en mits er geen reëel alternatief is, afgeweken moet worden van de bescherming van de molenbiotoop. Daarbij dient dan een beroep te worden gedaan op de ontheffings- en afwijkingsbepalingen onder 3.1. Omdat er ook bij deze molens mogelijk consequenties zijn voor het onderhoud van de molen ligt ook hier een overleg met de moleneigenaar en de molendeskundige voor de hand. Bij het voor de ruimtelijke oplossing noodzakelijke maatwerk is het denkbaar dat er daarbij sprake is van een financiële compensatie, gekoppeld aan de kosten van onderhoud, de (landschappelijke) aantasting van de molenbiotoop en de kosten voor het functioneren van de molen.
Conclusie
Dit thema leidt niet tot wijziging van het ontwerp.
Indien het provinciebestuur niet afwijkt van bovenstaande beantwoording, zal ik in de Verenigde Vergadering van Delfland aandacht vragen voor de waterstaatkundige functies van de molens in noodgevallen.
Van Jeannine Engels ontving ik vandaag dit goede nieuws:
"Waarschijnlijk heeft de provincie Z-H vandaag besloten de bescherming van de molenbiotoop in tact te laten. In de Tweede wijziging van de Visie R&M is de voorgestelde nieuwe afwijkingsmogelijkheid geschrapt.
Het blijft mogelijk af te wijken bij situaties waar de molenbiotoop reeds verminderd is of bij beschadigde molens, maar dat was al het geval."
Dat betekent dat het niet nodig is om vanuit Delfland opnieuw de bescherming van de molenbiotopen van molens met een waterstaatkundige functie te borgen.
Opmerking
Welkom bij
Water weblog
© 2024 Gemaakt door Guido. Verzorgd door
Je moet lid zijn van Water weblog om reacties te kunnen toevoegen!
Wordt lid van Water weblog